Fondsenwerving volgens de BijbelVoorbeeld

Paulus in 1 Timoteüs 6:17-19

De brieven van Paulus aan Timotheüs zijn gericht aan mensen die leiding geven in christelijke gemeenten. Ik voel me vrij om daar goede doelen aan toe te voegen en zeker de goede doelen met een christelijke identiteit. Maar dit gedeelte geldt zeker ook voor christelijke fondsenwervers die in een seculiere omgeving werken.

"Zeg tegen de mensen die rijk zijn in deze wereld, dat ze niet trots moeten zijn. Ook dat ze niet moeten vertrouwen op hun rijkdom. Die rijkdom kunnen ze ook zomaar weer kwijtraken. Maar ze moeten in alles vertrouwen op de levende God. Hij geeft hun alles overvloedig, om van te genieten en om goede dingen mee te doen. De bedoeling is dat ze gul zijn en veel van hun rijkdom uitdelen. Zo zullen ze voor zichzelf een schat bewaren: de zekerheid op een goede toekomst. Want ze zullen het eeuwige leven krijgen" (1 Timoteüs 6:17-19, BB).

Dit is misschien een lastige tekst met betrekking tot fondsenwerving. We vertellen een ander liever niet wat ze moeten doen, in ieder geval niet recht in het gezicht. Maar het mooie van deze tekst is dat we én mogen genieten van wat God ons geeft, én het mogen gebruiken om goede dingen mee te doen. En wij weten dat we niet gelukkiger worden van nog meer rijkdom, maar wel wanneer we kunnen voorzien in de behoeften van een ander. Dit geheim mogen we uitdragen en anderen daarvoor uitnodigen.

Het is een Bijbelse opdracht, waar wij als organisatie mensen in mee mogen nemen. Dat wil niet zeggen dat mensen per se aan onze organisatie moeten geven, maar wij mogen (samen met andere mooie missies) een kanaal zijn voor mensen om invulling te geven aan deze opdracht. En de mensen die het al gedaan hebben weten het; van geven word je rijker!

Deze tekst lezen we vaak liever in de richting van een ander. En we kennen allemaal mensen die in onze ogen rijk zijn en dat zij daarmee worden bedoeld in dit gedeelte. Maar laten we eerlijk zijn, we leven in welvaart. Zeker wanneer we kijken naar de verdeling van rijkdom op de wereldschaal. Misschien moeten we deze tekst nog eens lezen, maar dan in onze eigen richting:

We moeten niet vertrouwen op onze rijkdom. Die rijkdom kunnen wij ook zomaar weer kwijtraken. Maar we moeten in alles vertrouwen op de levende God. Hij geeft ons alles overvloedig, om van te genieten en om goede dingen mee te doen. 18 De bedoeling is dat we gul zijn en veel van onze rijkdom uitdelen. 19 Zo zullen we voor onszelf een schat bewaren: de zekerheid op een goede toekomst. Want we zullen het eeuwige leven krijgen.

Door deze tekst ook op onszelf te betrekken staan we niet tegenover (potentiële) donateurs, maar staan we naast hen. Want deze Bijbelse opdracht geldt in eerste plaats voor onszelf. Pas wanneer je zelf deelt van je rijkdom, kan je daar oprecht van getuigen en anderen daarbij uitnodigen.

Om over na te denken:

• Hoe kijk je naar rijkdom? Betrek je dat op jezelf of kijk je daarbij vooral naar anderen?
• Wanneer je vermogende mensen ontmoet ben je dan gericht op de portemonnee of op het hart?
• Ben je inmiddels al donateur geworden van het goede doel waar je voor werkt? (als je dat nog niet was).

Morgen sluiten we dit leesplan af met een voorbeeld van Jezus zelf.