De verbonden met IsraëlVoorbeeld

‘Ik zal’

De Heere God zegt meerdere keren tegen Abram Ik zal. Hij zal Abram het land wijzen waar hij naartoe moet gaan. Hij zal hem tot een groot volk maken. Hij zal hem zegenen. Hij zal zijn naam groot maken. Ook zegt de Heere twee keer tegen Abram dat hij tot zegen zal worden voor de hele wereld (zie Genesis 12, einde vers 2 en einde vers 3). Bovendien zegt God: “Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal ik vervloeken...” (Genesis 12:3, HSV).

De telkens terugkerende zinsnede uit het begin van Genesis 11, bij de torenbouw van Babel, is laten wij. 'Kom, laten wij kleiblokken maken'. 'Laten wij voor ons een stad bouwen'. 'Laten wij een toren bouwen waarvan de top in de hemel reikt'. 'Laten wij voor ons een naam maken'.

Babel staat voor de hoogmoed van de mensheid die niet met God rekent. Die Hem niet erkent en eert en niet naar Hem luistert of Hem gehoorzaamt. Het staat symbool voor mensen die de hele tijd voor zichzelf bezig zijn en zeggen ‘laten wij’.

Die eerste verzen uit Genesis 12 klinken dan zó anders: hier komen we ineens een man tegen die naar God luistert en bereid blijkt te zijn Hem te gehoorzamen, ook als God moeilijke dingen van hem vraagt. Maar dat wordt voorafgegaan door de rijke beloften die Hij van God krijgt. Genesis 11 gaat over de mens die de weg van beneden naar boven probeert te bewandelen. Genesis 12 gaat over God die van boven naar beneden komt. Genesis 11 gaat over de mens die meent grote dingen te kunnen doen en dat vooral voor zichzelf wil doen. Genesis 12 gaat over hoe God grote dingen voor de mens wil doen en hoe daardoor zijn heerlijkheid zichtbaar wordt.