Numeri 14:11-17
Numeri 14:11-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En de HERE zeide tot Mozes: Hoelang zal dit volk Mij versmaden, en hoelang zullen zij niet op Mij vertrouwen bij al de tekenen die Ik in zijn midden gedaan heb? Ik zal het met de pest slaan en het uitroeien, en u tot een volk maken, groter en machtiger dan dit. Maar Mozes zeide tot de HERE: Hoort Egypte het – Gij hebt immers dit volk door uw kracht uit zijn midden doen optrekken – dan zullen zij zeggen tot de inwoners van dit land, die gehoord hebben, dat Gij, HERE, in het midden van dit volk zijt, dat Gij, HERE, oog in oog U hebt laten zien, terwijl uw wolk boven hen staat en Gij in de wolkkolom vóór hen henen gaat des daags en in de vuurkolom des nachts – zult Gij nu dit volk tot op de laatste man doden, dan zullen de volken die van U bij geruchte hoorden, zeggen: Omdat de HERE dit volk niet kon brengen naar het land dat Hij hun onder ede beloofd had, daarom heeft Hij hen in de woestijn omgebracht. Nu dan, laat toch de kracht des HEREN zich groot betonen, zoals Gij gesproken hebt
Numeri 14:10-18 Het Boek (HTB)
Maar de enige reactie van de Israëlieten bestond uit het voorstel Jozua en Kaleb te stenigen. Toen verscheen de heerlijkheid van de HERE in de tabernakel aan al de Israëlieten en Hij zei tegen Mozes: ‘Hoe lang zal dit volk nog dwarsliggen? Zullen ze Mij ooit geloven na alle wonderen die Ik onder hen heb gedaan? Ik zal hen verstoten en vernietigen door de pest en ú tot een volk maken dat veel groter en machtiger is dan zij!’ ‘Maar wat zullen de Egyptenaren zeggen als zij dat horen?’ hield Mozes de HERE voor. ‘Zij hebben kennis gemaakt met uw kracht toen U uw volk uit hun land redde. Zij hebben die verhalen ook aan de inwoners van dit land verteld en die weten maar al te goed dat U aan de kant van Israël staat en persoonlijk met het volk spreekt. Zij zien de wolk en de zuil van vuur boven ons en weten dat U ons dag en nacht leidt en beschermt. Als U nu uw volk doodt, zullen de volken die uw faam kennen, zeggen: “De HERE moest hen wel doden, want Hij was niet in staat voor hen te zorgen in de woestijn. Hij was niet machtig genoeg hen het land binnen te brengen, waarvan Hij had gezworen dat Hij het hun geven zou.” Ach, alstublieft, laat toch uw grote kracht zien! Zoals U, HERE, hebt gesproken: de HERE is eindeloos geduldig en rijk aan goedheid en trouw. Hij vergeeft de zonde en de overtreding, ook al houdt U de schuldige niet voor onschuldig en laat U de kinderen tot aan de derde en vierde generatie boeten voor de zonde van hun vaders.
Numeri 14:11-17 BasisBijbel (BB)
En de Heer zei tegen Mozes: "Hoelang zal dit volk Mij nog kwaad maken? Hoelang zullen ze nog weigeren om Mij te vertrouwen, ondanks alle grote wonderen die Ik voor hen heb gedaan? Ik zal hen straffen met de pest en ze zullen niet langer mijn volk zijn. En dan zal Ik van jóu een groot volk maken. Groter en machtiger dan dít volk." Toen antwoordde Mozes de Heer: "Maar U heeft het volk door uw grote kracht Zelf uit Egypte gered. Als de Egyptenaren nu horen dat U hen heeft vernietigd, wat zullen ze dan zeggen? En de volken hier in dit land hebben gehoord dat U Zelf bij dit volk bent en dat U heel persoonlijk met dit volk omgaat. Ze weten dat U overdag in een grote hoge wolk voor hen uit gaat en 's nachts in een wolk van vuur. Als U dit volk tot de laatste man doodt, zullen de volken die dit allemaal van U hebben gehoord, zeggen: 'De Heer kón dit volk niet brengen in het land dat Hij aan hen had beloofd. Daarom heeft Hij hen in de woestijn gedood.' Heer, laat alstublieft uw grote kracht zien. Want U heeft Zelf gezegd
Numeri 14:11-17 Herziene Statenvertaling (HSV)
En de HEERE zei tegen Mozes: Hoelang zal dit volk Mij nog verwerpen? En hoelang zullen zij niet in Mij geloven, ondanks al de tekenen die Ik in het midden van hen gedaan heb? Ik zal het met de pest treffen en Ik zal het verstoten, en Ik zal u tot een groter en machtiger volk maken dan dit is. Maar Mozes zei tegen de HEERE: Dan zullen de Egyptenaren het horen; immers, U hebt door Uw kracht dit volk uit hun midden geleid. Zij zullen het zeggen tegen de inwoners van dit land, die gehoord hebben dat U, HEERE, in het midden van dit volk bent, dat U oog in oog gezien wordt, HEERE, en dat Uw wolk boven hen staat, en dat U overdag in een wolkkolom voor hen uit gaat en 's nachts in een vuurkolom. Zou U dit volk als één man doden, dan zullen de volken die bij geruchte van U gehoord hebben, zeggen: Omdat de HEERE dit volk niet in het land kon brengen dat Hij hun gezworen had, daarom heeft Hij hen in de woestijn afgeslacht. Nu dan, laat toch de kracht van de Heere groot worden, zoals U gesproken hebt