Mattheüs 26:69-74
Mattheüs 26:69-74 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Petrus zat buiten in de hof en er kwam een slavin naar hem toe, die zeide: Ook gij waart bij Jezus, de Galileeër. Maar hij loochende het ten aanhoren van allen en zeide: Ik weet niet, wat gij zegt. Toen hij naar het portaal ging, zag een andere hem en zij zeide tot hen, die daar waren: Die man was bij Jezus, de Nazoreeër. En wederom loochende hij het met een eed: Ik ken de mens niet. Even later kwamen zij, die daar stonden, naar Petrus toe en zeiden: Waarlijk, ook gij behoort tot hen, want ook uw uitspraak verraadt u. Toen begon hij zich te vervloeken en te zweren: Ik ken de mens niet.
Mattheüs 26:69-74 Het Boek (HTB)
Ondertussen zat Petrus nog steeds op de binnenplaats van het paleis van de hogepriester. Een dienstmeisje kwam naar hem toe en zei: ‘U was ook bij die Jezus uit Galilea.’ Maar Petrus ontkende heftig: ‘Welnee, hoe komt u daarbij?’ Later bij de poort zag een ander meisje hem. Zij zei tegen de mensen die daar stonden: ‘Die man was ook bij Jezus van Nazareth.’ Petrus zwoer dat het niet waar was. ‘Ik ken die man niet!’ riep hij uit. Kort daarna kwam een van de mannen naar hem toe en zei: ‘Ik weet zeker dat u een leerling van Hem bent. Ik hoor het aan uw Galilese accent.’ Petrus begon te vloeken en bezwoer: ‘U bent gek! Ik ken die man niet!’
Mattheüs 26:69-74 BasisBijbel (BB)
Petrus zat buiten op de binnenplaats. Er kwam een slavin naar hem toe. Ze zei: "Jij was ook bij Jezus, de Galileër." Maar hij antwoordde: "Ik weet niet waar je het over hebt." Iedereen hoorde hem dat zeggen. Toen hij naar de poort ging, zag een andere slaaf hem. De slaaf zei tegen de mannen die daar ook stonden: "Die man was ook bij Jezus van Nazaret." Maar Petrus zwoer: "Ik zweer dat ik die Man niet ken." Even later kwamen de mannen die daar stonden naar Petrus toe en zeiden: "Ja hoor, jij hoort ook bij Hem, we horen het aan de manier waarop je praat." Toen zei hij opnieuw: "Ik zweer dat ik die Man helemaal niet ken!"
Mattheüs 26:69-74 Herziene Statenvertaling (HSV)
Petrus zat buiten op de binnenplaats; een dienstmeisje kwam naar hem toe en zei: Ook u was bij Jezus, de Galileeër. Maar hij ontkende het in het bijzijn van allen en zei: Ik weet niet wat u zegt. Toen hij naar buiten ging, naar de poort, zag een ander dienstmeisje hem, en die zei tegen hen die daar waren: Hij was ook bij Jezus de Nazarener. En hij ontkende het opnieuw, met een eed, en zei: Ik ken de Mens niet. Kort daarna zeiden zij die daar stonden en dichterbij kwamen, tegen Petrus: Werkelijk, u bent een van hen, want uw spraak verraadt u. Toen begon hij zich te vervloeken en te zweren: Ik ken de Mens niet.