Genesis 15:2-3
Genesis 15:2-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En Abram zeide: Here HERE, wat zult Gij mij geven, daar ik kinderloos heenga en de bezitter van mijn huis, dat zal deze Damascener Eliëzer zijn. En Abram zeide: Zie, mij hebt Gij geen nakroost gegeven, en nu moet een onderhorige mijn erfgenaam zijn.
Genesis 15:2-3 Het Boek (HTB)
Maar Abram zei: ‘Och HERE, mijn God, U kunt mij wel zegenen, maar wat helpt dat, nu ik geen zoon heb? Wanneer ik sterf, zal de Damascener Eliëzer al mijn bezittingen erven. Een dienaar zal mijn erfgenaam worden.’
Genesis 15:2-3 BasisBijbel (BB)
Abram zei: "Heer God, wat wilt U mij dan geven? Want ik zal sterven zonder kinderen gekregen te hebben. Mijn knecht Eliëzer uit Damaskus beheert mijn huis. Hij zal alles van mij erven, omdat U mij geen kinderen heeft gegeven."
Genesis 15:2-3 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen zei Abram: Heere HEERE, wat zult U mij dan geven, aangezien ik kinderloos heenga en de bezitter van mijn huis deze Eliëzer uit Damascus zal zijn? Verder zei Abram: Zie, mij hebt U geen nageslacht gegeven, en zie, iemand die in mijn huis geboren is, zal mijn erfgenaam zijn.